De mythe van de goede oorlog. Amerika en de Tweede Wereldoorlog

In september 1939 viel nazi-Duitsland Polen binnen: het begin van de tweede wereldoorlog. Vijf jaar later werden de eerste bezette gebieden bevrijd. Het zou nog tot 8 of 9 mei (afhankelijk van de plaats) 1945 duren tot de wapens overal zwegen.

Vanaf september 2019 wordt de 75ste verjaardag van die bevrijding(en) herdacht: optochten, parades, huldigingen, tentoonstellingen, concerten, films en zelfs een musical (Studio 100 moet ook een graantje meepikken) staan op het programma. Zelfs Duitsland heeft zich ondertussen officieel verontschuldigd voor de inval in Polen. Uiteraard bestaan er talloze boeken over deze vreselijke episode uit de geschiedenis.

Er wordt stilgestaan bij de slachtoffers van de gruwelen van de oorlog en de genocide, facetten die ertoe geleid hebben dat de barbarij kon losbarsten: beeldvorming, propaganda, vooroordelen, economische crisis, armoede, maar ook het Verdrag van Versailles na de eerste wereldoorlog…

In “De mythe van de goede oorlog. Amerika en de Tweede Wereldoorlog schetst Jacques R. Pauwels die geschiedenis vanuit een andere invalshoek. Centraal staat de houding en de rol van de Amerikaanse financiële elite – corporate America – tegenover het fascisme en het nazisme. Vanaf het begin was het duidelijk dat de captains of in industrie vol bewondering stonden. Fascistische en nazistische groepen hadden een ideologie waarvan ze tot in de jaren ’30 alleen maar konden dromen: vakbonden de mond snoeren om lonen te bevriezen, werkweken te verlengen, kortom de gebrekkige arbeidsvoorwaarden nog slechter maken dan ze al waren door de lonen te drukken en de winsten te verhogen. Alles werd dan ook in het werk gesteld om na de verkiezingen van 1932 – toen de nazipartij 4% verloor – Hitler aan de macht te krijgen. Samen met de Duitse dochterbedrijven is de Amerikaanse elite er dan ook in geslaagd. Het was vanaf het begin duidelijk: de Sovjet-Unie was de ware vijand. Dat was al zo sinds 1917.

De internationale politieke toestand tijdens de jaren dertig zorgde ervoor dat er fabelachtige winsten konden gemaakt worden door een lend-and-lease politiek te voeren met de Britten, in nazi-Duitsland linkse opposanten, syndicalisten, Joden en anderdenkenden uit te schakelen, en natuurlijk de USSR af te schilderen als de baarlijke duivel die de American way of life kapot wilde (lees: de werkende mensen een vorm van sociale zekerheid wilde gunnen en bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg gratis maken). Het zorgde er zelfs mee voor dat nazi-Duitsland een pact kon afsluiten met de Sovjet-Unie.

“Het nazisme, en het fascisme in het algemeen, was een extreemrechts fenomeen dat niet alleen respect had betoond voor het bestaande kapitalistische sociaal-economische systeem, maar ook grote diensten had bewezen aan het kapitaal., onder andere door de vakbonden en socialistische, communistische en andere linkse partijen uit te schakelen. Het Duitse kapitaal – aangevoerd door grote banken en firma’s zoals IG Farben, Thyssen, Krupp en andere – had daarom de nazi’s bij hun opkomst financieel ondersteund en na hun machtsovername meegewerkt aan en geprofiteerd van de typisch fascistische staatsinitiatieven: vervolging van de tegenstanders van het regime, onteigening van de Joodse bevolking, herbewapening en internationale agressie. Max Horheimer zei ooit dat wie over fascisme wil spreken, over het kapitalisme niet kan zwijgen, want per slot van rekening was het fascisme een verschijningsvorm van het kapitalisme. In 1945 was vrijwel iedereen in Duitsland en in heel Europa zich heel goed bewust van die band tussen fascisme en kapitalisme. Of zoals Edwin Black het heeft uitgedrukt in zijn studie over de rol van IBM in de Holocaust: ‘De hele wereld begreep dat de medewerking van de zakenwereld de sleutelsteen was geweest van Hitlers terreur.’ Pas later is dit essentiële inzicht verloren gegaan en begon men, op zijn Amerikaans, het fascisme los van elke sociaal-economische context te zien als het handwerk van doorslechte, criminele en dictatoriale individuen zoals Hitler, die uit het niets op het toneel van de geschiedenis waren neergedaald. De in 1952 uitgegeven Hitlerbiografie van Alan Bullock heeft veel bijgedragen tot dit wegglijden van een duidelijk inzicht in zowel het politieke als sociaal-economische aspect van het fascisme naar de ‘gangstertheorie’ van het fascisme en het nazisme in het bijzonder. Sindsdien zien studies over de historische achtergrond van Hitlers opkomst de invloed van de Duitse industriëlen en bankiers door de vingers en leggen in plaats daarvan de nadruk op factoren zoals de veronderstelde eigenaardigheden van de Duitse geschiedenis, de onfaire bepalingen van het Verdrag van Versailles en natuurlijk de sympathie en massale ondersteuning die Hitler bij de Duitse kleine man zou genoten hebben. (pp. 266-267)

Het boek doet zeker geen afbreuk aan de inzet, het engagement en de offers van de gewone G.I. tijdens de tweede wereldoorlog. Maar het is duidelijk dat corporate America aanstuurde op de aanval van de Japanners op Pearl Harbor, terwijl Hitlers oorlogsverklaring een verrassing was. Onmiddellijk deed het establishment beroep op de pers, het onderwijs, de kerken en alle andere mogelijke actoren om het fascisme en het nazisme af te schilderen als een vorm van gangsterisme, ontsproten aan het verderfelijke brein van een of ander slecht individu. In de Amerikaanse publieke opinie bestond immers een grote sympathie voor de soldaten van het rode leger.

Net als dat van zijn Sovjet-kameraad en zijn collega in de geallieerde legers wordt het offer van de G.I. meer dan gewaardeerd en mag het nooit vergeten worden. Daarom alleen al zijn de herdenkingen en huldigingen van groot belang. Het begrip “de goede oorlog” in de titel doet ongetwijfeld denken aan het goede van de overwinning op het fascisme en het nazisme.

De “mythe” zit in het venijn: voor wie was die oorlog zo goed?.
Net zoals het kapitaal geprofiteerd heeft van het aan de macht komen van Hitler, heeft datzelfde kapitaal enorme winsten gemaakt aan de voorbereidingen van die tweede wereldoorlog. De Duitse dochterbedrijven van de American corporate produceerden en verkochten wapens en goederen aan de nazi’s. Tijdens de oorlog moesten zowel de geallieerden als de asmogendheden bevoorraad worden door… diezelfde bedrijven. Hun winsten waren verzekerd. Hun bedrijven werden beschermd. En in nazi-Duitsland profiteerden ze bovendien van de slavenarbeid vanuit de concentratiekampen en de bezette gebieden. Voor hun winsten was de tweede wereldoorlog zeker een “goede oorlog”.

Er kunnen zelfs vragen gesteld worden over de wens van datzelfde kapitaal voor het einde van de oorlog. De atoombommen op Hioshima en Nagasaki laten vooral een spiervertoon zien tegenover de USSR, net zoals de bombardementen op pakweg Dresden waarbij duizenden doden vielen, maar de (wapen)fabrieken gespaard bleven.

Na die oorlog was het niet gedaan. Tijdens de wederopbouw werd beroep gedaan op… diezelfde bedrijven. En de Koude oorlog zorgde voor een ongeziene bewapeningswedloop waaraan een vette duit verdiend kon worden.

Vandaag is de Koude oorlog voorbij: de financiële elite heeft de Sovjet-Unie op de knieën gekregen. TINA overwon. Maar de oorlogen gaan verder: diezelfde bedrijven van toen produceren en voeren uit naar oorlogvoerende landen en strijken onbeschaamd hoge winsten op. En het volk… dat ploetert voort.

Of toch niet?

Dat zal de geschiedenis uitwijzen. Een must read voor een andere kijk. Sommigen zullen beweren dat het boek geframed is. Maar welke geschiedschrijving is dat niet?

Niet vergeten: in Brussel kan je eveneens de Tweede Wereldoorlog anders bekijken. Linxplus leidt groepen rond in de buurt rond het Zuidstation, toont je plekken van verzet en staat stil bij Stolpersteine. Info: Linxplus of Discover Brussels.

Een reactie plaatsen